Er was eens een grote (wijze..?) boom.
Deze boom was ouder en vele malen groter dan de net geplante boompjes en jonge dieren dicht om hem heen in zijn eigen stukje bos.
Elke ochtend kwamen de eekhoorns en konijntjes naar hem toe en verzamelde de paddenstoelen vol jonge kaboutertjes zich om hem heen. Dat was altijd het moment dat de boom ‘aan’ ging.
Hij begon met z’n grote takken te zwaaien, te kraken en te piepen.
En vertelde al zijn wijsheden aan hen. Stoppen deed hij niet meer.
Van bovenaf sprak hij hen regelmatig stevig toe, waarbij hij vaak woorden gebruikte als; ‘Jullie weten toch wel dat…? Ik heb het nou al zo vaak gezegd…. ! Wanneer luister je nou gewoon eens….? Zullen we gewoon afspreken dat…?!’
Op die momenten begonnen sommige konijntjes te springen, spelen, dansen en grappen met elkaar. De eekhoorntjes klauterden over de stronken voor hen. En de kaboutertjes? Die schoten op zo’n moment weer terug in hun eigen paddenstoel en kwam tijdens deze monologen niet meer tevoorschijn.
Op een dag…
Kwam er een boswachter voorbij. De boom greep zijn kans en begon te klagen en te klagen tegen de boswachter, over de dieren en kabouters. Gek werd hij van ze, want ze deden maar niet wat hij zei. Op rustige dagen niet en al helemaal niet op dagen vol storm in zijn takken.
De boswachter stond stil, luisterde eens goed en vroeg toen: “Maar hóren ze je wel? Je staat ook zo hoog boven hen. Alleen de eekhoorntjes kunnen af en toe in je buurt komen. Maar die springen ook zo weer weg. En jij hebt ook zoveel takken die geluid maken. Weet je zeker dat ze het belangrijkste uit al dat geluid weten te pikken?”
De boom zei dat ‘ie geen idee had, maar graag hulp wilde. Want zo kon het niet langer, dat merkte hij zelf ook ondertussen wel.
De boswachter liep wat heen en weer te bomen en ging sparren met zijn collega’s. Toen hij terugkwam omhelsde hij de boom en zei: “Ik heb een plan. Het zal heel eventjes pijn doen, maar heb vertrouwen.”
En zo gebeurde het dat de boswachter de volgende dag voor zijn neus stond met een zaag. Geen kettingzaag, wel een stevige handzaag. Stukje bij beetje maakte hij de boom wat kleiner, smaller en lager. Niet dat hij nou volledig afgebroken werd, dat kon niet, want de boom had een stevige fundering. Wat er ook zou gebeuren, die fundering zou er altijd blijven staan. Maar de boom werd wat minder groots, wat minder imposant en bovenal…. Hij kwam op zo’n hoogte, dat hij de konijntjes, de eekhoorntjes en de paddenstoelen ineens recht aan kon kijken, recht in de ogen.
In het begin voelde het wat ongemakkelijk om hen zo dichtbij te hebben en aan te kijken.
Kwetsbaar ook, want hij zag hen niet meer van bovenaf, maar stond recht tegenover hen. Nu zag hij elk dier en elke paddenstoel met kabouter pas werkelijk! En wat waren ze stuk voor stuk leuk, ook die springende boefjes. De boom merkte dat hij weer plezier kreeg. Hij sprak hen ook niet meer zo toe vanaf grote hoogte, maar ging vragen stellen.
Na een aantal dagen werden de konijntjes en eekhoorntjes rustiger. En na een week merkte hij dat de paddenstoelen aan het groeien waren, tegen zijn stronk aanklommen en bovenal.. een gezellige groep begonnen te vormen. Er krioelden zelfs wat nieuwe kabouters uit andere groepen rond, die zeiden ook bij deze groep te willen horen.
En zo… Vraag ik mij af:
- Bestaan sprookjes of bestaan ze niet?
- Praat jij met of tegen je collega’s of leerlingen?
- Op wat voor manier ga jij af en toe (letterlijk) door je knieën?
- Nu je ze (nog) fysiek in je lokaal hebt, maar wellicht ook als je je leerlingen alleen nog via het scherm ziet? Of wellicht op een andere werkvloer.
- En hoe zorg jij ervoor dat je nog lang en gelukkig….voor de klas kan staan?
Ik ben benieuwd naar je reactie en denk uiteraard graag met je mee!