Vorige week was het ‘de week tegen pesten’.
Mosterd na de maaltijd om daar dan nu nog iets over te schrijven?
Ik vind van niet. Want de afgelopen week was er nog die kattenbel in onderwijsland.
En wat ik juist veel zie is dat, met de beste bedoelingen van de wereld, er de rest van het jaar (nog) niet genoeg oog voor is.
Niet zo gek, want 80% van het pesten gebeurt buiten het oog van de volwassene….
Afgelopen week zag ik twee kanten van de medaille.
Een leerkracht schreef over een jongen uit één van mijn trainingen; ‘hij maakt van een kleine irritatie iets heel groots.’ Een begrijpelijke uitspraak als de nieuwe leerkracht niet op de hoogte was van de lange, heftige, pestgeschiedenis en het dagelijks sissende ‘wat heb je een dikke kont’ tegen dit leuke joch. Zeer pijnlijk voor deze jongen, die zich wéér niet gehoord voelt en steeds harder gaat schreeuwen.
Tijdens een andere klassikale training die ik gaf was het juist de pester die van zich liet horen.
“Ik wil wel stoppen, maar ik geef die klap vaak al voordat ik er erg in heb.” En “ik wil niet dat kinderen mij zien als degene die het altijd verpest.”
De leraar was sceptisch. Ik juist vol vertrouwen. Dit was een eerste stap in hulp vragen én verantwoordelijkheid nemen van deze jongen.
Waarom vertel ik dit?
In beide gevallen draait het voor mij om de vraag of je je eigen gekleurde bril soms even af kan zetten. Of je kan luisteren tussen de regels door. Of het je lukt kinderen je steun te geven én elk kind te bekrachtigen in dat wat het wel kan. Met of zonder de hulp van een ander. Of het je lukt liefdevol te begrenzen. Of het je lukt oog te hebben voor al die onbewaakte momenten op een dag, door waakzaam aanwezig te zijn.
En dat… dat kan niet vaak genoeg onder de aandacht gebracht worden.
JUIST buiten een themaweek om!
Wat doe jij om pesten het hele jaar door in het vizier te hebben?
En die rots waar een kind op kan bouwen te zijn?